uitstaan

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·staan
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitstaan
stond uit
uitgestaan
klasse 6 volledig

Werkwoord

uitstaan

  1. absoluut nog niet geïnd of ingevorderd
    • Dat bedrag stond nog uit, maar het is nu binnen. 
  1. absoluut iemand/iets niet kunnen ~: een grote hekel aan iemand/iets hebben
    • Ik kan haar echt niet uitstaan! 
    • Wat Albert ook niet kon uitstaan, was dat haar. Overal zwart haar, tot op zijn vingerkootjes, en plukjes die net onder zijn adamsappel uit zijn boord kwamen.[1] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord uitstaan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Lemaitre, Pierre Tot ziens daarboven 2014 ISBN 9789401601931 pagina 12
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.