stond
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: stond (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /stɔnt/
- (Vlaanderen, Brabant): /stɔnt/
- (Limburg): /stɔnd/
Woordafbreking
- stond
Hyponiemen
- aanstonds, avondstond, bedestond, bidstond, geboortestond, maandstond, morgenstond, ochtendstond, terstond
Afgeleide begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
staan |
stond
- enkelvoud verleden tijd van staan
- Ik stond.
- Jij stond.
- Hij, zij, het stond.
- Ik stond.
Gangbaarheid
- Het woord stond staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'stond' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.