snel
Nederlands
Woordafbreking
- snel
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘vlug’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
|
|
|
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | snel | sneller | snelst |
verbogen | snelle | snellere | snelste |
partitief | snels | snellers | - |
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Spreekwoorden
- een snelle jongen
Vertalingen
1.
|
Werkwoord
vervoeging van |
---|
snellen |
snel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snellen
- Ik snel.
- gebiedende wijs van snellen
- Snel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snellen
- Snel je?
Gangbaarheid
- Het woord snel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'snel' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.