snel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  snel    (hulp, bestand)
  • IPA: /snɛɫ/
Woordafbreking
  • snel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘vlug’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • afkomstig van:
Middelnederlands: snel
Oudnederlands: snel
Germaans: *snellaz
  • Verwant in Germaans:
West: Engels: snell (Angelsaksisch: snel, snell), Duits: schnell, (Oudhoogduits: snel), Oudfries: snel
Noord: Zweeds: snäll, Deens: snild, Noors: snill, (Oudnoords: snjallr), IJslands/Faeröers: snjallur
  • Andere Indo-Europese talen:
Romaans: Latijn: snellus, Italiaans: snello, Oudfrans: esnel, isnel, Occitaans: isnel, irnel
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen snelsnellersnelst
verbogen snellesnelleresnelste
partitief snelssnellers-

Bijvoeglijk naamwoord

snel

  1. in korte tijd
Synoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Spreekwoorden
  • een snelle jongen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
snellen

snel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snellen
    • Ik snel. 
  2. gebiedende wijs van snellen
    • Snel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snellen
    • Snel je? 

Gangbaarheid

  • Het woord snel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.