duur
Nederlands
Woordafbreking
- duur
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | duur | duurder | duurst |
verbogen | dure | duurdere | duurste |
partitief | duurs | duurders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
duur
- (handel) niet goedkoop
- Hij koopt altijd dure maar kwalitatief goede spullen die lang meegaan.
Hyponiemen
Zelfstandig naamwoord
duur m
- (tijdrekening) benodigd tijdbestek
- De duur van de gecompliceerde operatie was 8 uur.
Uitdrukkingen en gezegden
- op den duur
na lang wachten
Hyponiemen
- arbeidsduur, cursusduur, geldigheidsduur, levensduur, omzetduur, periodeduur, poepduur, speelduur, studieduur, tijdsduur
Afgeleide begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
duren |
duur
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van duren
- Ik duur.
- gebiedende wijs van duren
- Duur!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van duren
- Duur je?
Gangbaarheid
- Het woord duur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'duur' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.