schappelijk

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schap·pe·lijk
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘redelijk’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [1]
  • afgeleid van schap met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e- [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen schappelijkschappelijkerschappelijkst
verbogen schappelijkeschappelijkereschappelijkste
partitief schappelijksschappelijkers-

Bijvoeglijk naamwoord

schappelijk [3]

  1. niet veeleisend, niet te duur
    • AH begon, Jumbo volgde wat later: acties waarbij je in een restaurant een tweede menu gratis krijgt. Zo eet je voor een zeer schappelijk prijsje buiten de deur. Het leek me zo’n aardige actie van AH. Voor ieder tientje aan boodschappen krijg je een zegel. Is je zegelkaart vol - en dat is hij gauw - dan kun je via Iens een tafel reserveren bij een van de deelnemende restaurants. Mooie beloning voor je klantentrouw. [4] 
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
  • schappelijkheid

Gangbaarheid

  • Het woord schappelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.