schap

Niet te verwarren met: -schap

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schap
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘plank’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1433 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord schap schappen
verkleinwoord schapje schapjes

Zelfstandig naamwoord

schap o

  1. een plank om iets op te zetten
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord schap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.