aannemelijk
Nederlands
Woordafbreking
- aan·ne·me·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | aannemelijk | aannemelijker | aannemelijkst |
verbogen | aannemelijke | aannemelijkere | aannemelijkste |
partitief | aannemelijks | aannemelijkers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
aannemelijk
- om aan te nemen
- waarschijnlijk, plausibel, geloofwaardig
- Toen de wapenstilstand ten slotte een aannemelijk vooruitzicht werd, begon de hoop het er levend af te brengen zelfs bij de grootste pessimisten post te vatten. [1]
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord aannemelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aannemelijk' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.