billijk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  billijk    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbɪlək/
Woordafbreking
  • bil·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen billijkbillijkerbillijkst
verbogen billijkebillijkerebillijkste
partitief billijksbillijkers-

Bijvoeglijk naamwoord

billijk

  1. redelijk, rechtvaardig, eerlijk, een niet te hoge of te lage prijs
    • Hij verkocht die lamp voor een billijke prijs. 
Verwante begrippen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
billijken

billijk

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van billijken
    • Ik billijk. 
  2. gebiedende wijs van billijken
    • Billijk! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van billijken
    • Billijk je? 

Gangbaarheid

  • Het woord billijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.