poespas

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • poes·pas
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘drukte’ voor het eerst aangetroffen in 1821 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord poespas -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

poespas v/m

  1. overbodige handelingen, nutteloos ritueel
    • Hij wilde niets met die poespas te maken hebben. 
    • Hier, dit is wat je moeder geschreven heeft over deze gebeurtenis.' Op de achterkant van een gespaarde koffiezegel stond met sierlijk krullende letters:Met weinig poespas en geen religie, want dat helpt toch niet, uiteindelijk [3] 
Afgeleide begrippen
  • poespasserij

Gangbaarheid

  • Het woord poespas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.