pica

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pi·ca
enkelvoud meervoud
naamwoord pica pica's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

pica v

  1. (medisch) de ziekelijke neiging oneetbare zaken te consumeren
    • Deze vorm van pica kan tot darmbeschadiging leiden en moet daarom behandeld worden. 
  1. (eenheid) een typografische eenheid 1 pica = 4,2175176 mm

Gangbaarheid

  • Het woord pica staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
61 %van de Nederlanders;
46 %van de Vlamingen.

Meer informatie


Engels

enkelvoud meervoud
pica -

Zelfstandig naamwoord

pica

  1. (medisch) pica
  2. (eenheid) pica


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
picar

pica

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van picar
  1. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van picar
vervoeging van
picarse

pica

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van picarse
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.