commanderen

Nederlands

commanderende officier
Uitspraak
Woordafbreking
  • com·man·de·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
commanderen
commandeerde
gecommandeerd
zwak -d volledig

Werkwoord

commanderen overgankelijk [3]

  1. het bevel voeren over, door middel van korte krachtige opdrachten geven
    • Als het erop aankomt, heeft Dafne het laatste woord. Ik heb in het eerste jaar van onze samenwerking al geleerd dat ik haar niet kan commanderen. Dat werkt niet bij Dafne. Ze geeft het ook aan als ik te dicht op haar huid zit, dat ze dingen zelf wil doen. Dat ze dat zelf in kan schatten, is iets van de laatste anderhalf jaar. In het begin hadden we veel meer een afhankelijkheidsrelatie. Ze is inmiddels zelfstandiger. Ik vind dat niet moeilijk. Een coach hoort op den duur steeds meer een adviseur te worden. En Dafne is net als ik een control freak, zelfkritisch. Dat schept vertrouwen.”[4] 
Synoniemen
  1. bevelen, gebieden, de les lezen, koeioneren, verordenen
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • afcommanderen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord commanderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.