lijden
Nederlands
Woordafbreking
- lij·den
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘verduren, ondergaan’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
- van Middelnederlands liden [2][3][4]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
lijden |
leed |
geleden |
klasse 1 | volledig |
Werkwoord
lijden
Vaste voorzetsels
- lijden aan
Hyponiemen
- belijden, doorlijden, medelijden, meelijden, overlijden, slaaplijden, verlijden
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- Een mens lijdt dikwijls het meest door/van het lijden dat hij vreest
- Wie mooi wil wezen, moet pijn lijden.
voor schoonheid moet je wat over hebben
Vertalingen
1. smart en ellende ondergaan
Gangbaarheid
- Het woord lijden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'lijden' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "lijden" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- lijden op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.