overlijden
Nederlands
Woordafbreking
- over·lij·den
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘sterven’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
- samenstelling van over en lijden [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
overlijden |
overleed |
overleden |
klasse 1 | volledig |
Werkwoord
overlijden
- ergatief ophouden met leven
- Onze opa overleed in mei.
- Terwijl het faillissement naderde, werd het Amsterdamse ziekenhuis MC Slotervaart deze zomer opgeschrikt door een calamiteit met een haperende pieper. De reanimatieapparatuur arriveerde pas na 12 minuten bij een patiënt in nood, die overleed. Er loopt nog een onderzoek. [3]
Vertalingen
1. ophouden met leven
Gangbaarheid
- Het woord overlijden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'overlijden' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "overlijden" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- overlijden op website: Etymologiebank.nl
- Tubantia Malika Sevil en Bas Soetenhorst 21-12-18 Patiënt MC Slotervaart overleden na haperen van pieper
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.