suffer

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • suf·fer
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van suffen met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord suffer suffers
verkleinwoord suffertje suffertjes

Zelfstandig naamwoord

suffer [1] [2]

  1. iemand die suft

Bijvoeglijk naamwoord

suffer

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van suf

Gangbaarheid

  • Het woord suffer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
vervoeging
onbepaalde wijs to suffer
he/she/it suffers
verleden tijd suffered
voltooid
deelwoord
suffered
onvoltooid
deelwoord
suffering
gebiedende wijs suffer

Werkwoord

suffer

  1. lijden
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.