mogen
Nederlands
Woordafbreking
- mo·gen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘vrijheid hebben te, vermogen’ voor het eerst aangetroffen in 1200 [1]
|
|
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
mogen |
mocht |
gemogen |
onregelmatig | volledig |
Werkwoord
mogen
- modaal werkwoord ergens toestemming voor hebben
- Hij mag veel te veel.
- Wij mochten niet komen.
- onpersoonlijk toegestaan zijn
- Nee, dat mag niet.
- overgankelijk op prijs stellen, houden van (in deze betekenis vaak gecombineerd met graag)
- Ik mag die jongen wel
- Albert mocht hem niet. Misschien omdat hij knap was.[2]
- modaal werkwoord drukt een wens uit ten aanzien van het grammaticale onderwerp
- Mogen zij in vrede rusten.
- modaal werkwoord kunnen
- Je mag aannemen dat het zo klopt.
- Het mocht niet baten.
- overgankelijk lusten
Opmerkingen
- Mocht kan alleen gebruikt worden als de genoemde toestand mogelijk is, als er onzekerheid is.[3]
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord mogen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'mogen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "mogen" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Lemaitre, Pierre Tot ziens daarboven 2014 ISBN 9789401601931 pagina 12
- Taalmail 453 van 20 september 2010, vraagpunt nr 5
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.