afkunnen

• Geluid:  afkunnen    (hulp, bestand)

• af·kun·nen

• samenstelling van  af bw  en  kunnen ww 

afkunnen [1]

1. iets kunnen voltooien

1. • Michaël Stoker, de huidig zakelijk leider van SLAU, is de beoogd directeur van wat ‘Het Literatuurhuis’ moet gaan heten. Hij zegt: „De kans dat vier aparte literaire instellingen aanspraak kunnen maken op een landelijke subsidie is minder groot dan voorgaande jaren.” Volgens Stoker tonen de vier Utrechtse literaire instellingen meer te zijn dan alleen ‘ondernemersgezind’, een eis voor het verkrijgen van subsidie. „Dit partnerschap laat zien dat wij het ook zelf afkunnen.” [2] 

2. iets kunnen verwijderen

1. • Unilever spekt de winst nu met kortetermijnmaatregelen. Zo hebben ze veel uitzendkrachten, zodat ze snel van hun personeel afkunnen als ze reorganiseren. En ze hebben vorig jaar 50 miljoen euro bespaard door niet hun bijdrage in het pensioenfonds te storten. Ook verdienen ze tientallen miljoenen met de verkoop van bedrijfsterreinen als de fabrieken zijn gesloopt.[3]  

• dat kan er niet af

• Iets op je slofjes afkunnen

• Het woord afkunnen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.