kon

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kon    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • kon

Werkwoord

vervoeging van
kunnen

kon

  1. enkelvoud verleden tijd van kunnen
    • Ik kon. 
    • Jij kon. 
    • Hij, zij, het kon. 
Woordherkomst en -opbouw
  • De huidige vorm is ontstaan uit het oudere konde, wat eigenlijk de onvoltooid verleden tijd was van het Middelnederlandse connen, dat bestond als nevenvorm naast kunnen. De uitgang -de is gaandeweg geheel verdwenen, net als bij het praeteritum enkelvoud van bijvoorbeeld zeggen.[1]De klankwisseling u-o in de stam enerzijds en het verdwijnen van de zwakke verledentijdsuitgang anderzijds hebben elkaar wellicht versterkt door analogie met klasse 3.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord kon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. KUNNEN (IN STAAT ZIJN), etymologiebank.nl
  2. C.B. van Haeringen, De taaie levenskracht van het sterke werkwoord, 1940

Zweeds

Uitspraak
  • Geluid:  kon    (hulp, bestand)
Naar frequentie 9739

Zelfstandig naamwoord

kon

  1. nominatief bepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van ko

Surinaams

Werkwoord

kon

  1. komen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.