kon
Nederlands
Woordafbreking
- kon
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kunnen |
kon
- enkelvoud verleden tijd van kunnen
- Ik kon.
- Jij kon.
- Hij, zij, het kon.
- Ik kon.
Woordherkomst en -opbouw
- De huidige vorm is ontstaan uit het oudere konde, wat eigenlijk de onvoltooid verleden tijd was van het Middelnederlandse connen, dat bestond als nevenvorm naast kunnen. De uitgang -de is gaandeweg geheel verdwenen, net als bij het praeteritum enkelvoud van bijvoorbeeld zeggen.[1]De klankwisseling u-o in de stam enerzijds en het verdwijnen van de zwakke verledentijdsuitgang anderzijds hebben elkaar wellicht versterkt door analogie met klasse 3.[2]
Gangbaarheid
- Het woord kon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kon' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- KUNNEN (IN STAAT ZIJN), etymologiebank.nl
- C.B. van Haeringen, De taaie levenskracht van het sterke werkwoord, 1940
Zweeds
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.