kokos

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kokos    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /ˈko.kɔs/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈko.kɔs/
Woordafbreking
  • ko·kos
enkelvoud meervoud
naamwoord kokos -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

kokos o

  1. (stofnaam) de eetbare substantie in het binnenste deel van de kokosnoot
    • Misschien is het wel lekker om hier wat kokos door te doen. 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord kokos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.

Meer informatie


Mota

Werkwoord

kokos

  1. insluiten, opsluiten
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.