coco

Frans
Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

coco m

  1. (voeding) kokosnoot [1]
  2. (spreektaal) benzine, brandstof
  1. «Je passe à la pompe, j’ai besoin de coco pour la turevoi.»
    Ik ga naar de pomp, ik moet benzine hebben voor de wagen. [1]
  2. (spreektaal) vent, gozer
  1. «C'est un drôle de coco, Louis.»
    Louis is een rare snuiter. [1]
  2. (spreektaal) pens, maag
  1. «Depuis ce matin, on n'a rien dans le coco.»
    We hebben sinds vanochtend niks te bikken gehad. [1]
  2. (spreektaal) communist
  1. «Les cocos ont encore participé aux élections.»
    De communisten hebben alweer meegedaan met de verkiezingen. [1]

Zelfstandig naamwoord

coco v

  1. (spreektaal) cocaïne [1]

Verwijzingen
  1. Wouw, B. van de Woordenboek populair Frans - Nederlands 2e druk (2014) Uitgeverij Arti-Choc, Breda; p. 59

Spaans
Uitspraak
  • IPA: /ˈkoko/
Woordafbreking
  • co·co
enkelvoud meervoud
coco cocos

Zelfstandig naamwoord

coco m

  1. (plantkunde), (voeding) kokosnoot
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.