kar
Nederlands
Woordafbreking
- kar
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘voertuig’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- >Middelnederlands carre, op zijn beurt van Latijn carra, carrus
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kar | karren |
verkleinwoord | karretje | karretjes |
Zelfstandig naamwoord
kar v/m
- Zo, dat is een mooi karretje dat je gekocht hebt.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Gangbaarheid
- Het woord kar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kar' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Fries
Turks
Woordafbreking
- kar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | kar | karlar |
genitief | karın | karların |
datief | kara | karlara |
accusatief | karı | karları |
locatief | karda | karlarda |
ablatief | kardan | karlardan |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.