hardware
Nederlands
Woordafbreking
- hard·ware
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘computerapparaten’ voor het eerst aangetroffen in 1969 [1]
- Leenwoord uit het Engels [2].
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hardware | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
hardware v/m
- (informatica) de elektronische en mechanische delen in en om computersystemen
- De hardware van de computer was niet in orde.
Afgeleide begrippen
- hardware-aanbieding, hardware-installatie, hardwareprogramma, hardwarepakket
Vertalingen
1. de elektronische en mechanische delen in en om computersystemen
Gangbaarheid
- Het woord hardware staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'hardware' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Tsjechisch
Uitspraak
- IPA: /hartvɛr/, /hartvɛːr/
Woordafbreking
- hard·ware
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels.
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | hardware | hardwary |
genitief | hardwaru | hardwarů |
datief | hardwaru | hardwarům |
accusatief | hardware | hardwary |
vocatief | hardware | hardwary |
locatief | hardwaru | hardwarech |
instrumentalis | hardwarem | hardwary |
Afgeleide begrippen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.