gezind
Nederlands
Woordafbreking
- ge·zind
Woordherkomst en -opbouw
- bn: van Middelnederlands gesint, op te vatten als pseudodeelwoord afgeleid van zin zn met het omvoegsel ge- -d, in de betekenis van ‘genegen’ voor het eerst aangetroffen in 1300 [1][2][3]
- ww [A]: vervoeging van zinnen: de stam met omvoegsel ge- -d
- ww [B]: vervoeging van gezinnen: de stam met de uitgang -d, zonder ge- vanwege voorvoegsel [4]
stellend | |
---|---|
onverbogen | gezind |
verbogen | gezinde |
partitief | gezinds |
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord gezind staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gezind' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- gezind op website: Etymologiebank.nl
- "gezind" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.