gezindte
Nederlands
Woordafbreking
- ge·zind·te
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘gemeenschap van gelovigen’ voor het eerst aangetroffen in 1676 [1]
- afgeleid van gezind met het achtervoegsel -te [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gezindte | gezindten gezindtes |
verkleinwoord | - | - |
Gangbaarheid
- Het woord gezindte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gezindte' herkend door:
70 % | van de Nederlanders; |
35 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.