gezinnen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gezinnen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɣəˈzɪnə(n)/
Woordafbreking
  • ge·zin·nen
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

gezinnen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord gezin
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
gezinnen
gezinde
gezind
zwak -d volledig

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord

Werkwoord

gezinnen

  1. (verouderd) verlangen naar, willen hebben
Schrijfwijzen
  • gesinnen
Synoniemen

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.