ere
Nederlands
Zelfstandig naamwoord
ere
- datief van eer, archaïsche vorm die in enkele staande uitdrukkingen voorkomt
Uitdrukkingen en gezegden
- te zijner ere (harer, mijner etc.)
- ter ere van
Afgeleide begrippen
|
Gangbaarheid
- Het woord ere staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ere' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Middelnederlands
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | ere | eren |
genitief | ere(n) | eren |
datief | ere(n) | eren |
accusatief | ere | eren |
Spaans
Werkwoord
vervoeging van |
---|
erar |
ere
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van erar
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van erar
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van erar
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.