erewoord

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ere·woord
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘belofte met eer als onderpand’ voor het eerst aangetroffen in 1934 [1]
  • samenstelling van  ere   en  woord  
enkelvoud meervoud
naamwoord erewoord erewoorden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

erewoord o

  1. belofte waarbij men zijn eer op het spel zet.
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord erewoord staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.