emotie
Nederlands
![](../I/m/PSV_tegen_St._Etienne_0-0_(Europacup-I)_vreugde_bij_St._Etienne_%2C_keeper_Curkov%2C_Bestanddeelnr_928-8684.jpg)
emotie na maken van doelpunt
Woordafbreking
- emo·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gemoedsbeweging’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- afgeleid uit het Franse émotion [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | emotie | emoties |
verkleinwoord | emotietje | emotietjes |
Zelfstandig naamwoord
emotie v
- een hevig gevoel
- Het is niet goed om je emoties te onderdrukken.
Afgeleide begrippen
- emocratie, emotie-tv, emotiecultuur, emotieloos, emotietelevisie
Verwante begrippen
- aandoening, roersel, emotioneel, affect, bewogenheid, gemoedsaandoening, gemoedsbeweging, gemoedsindruk, gevoel, gevoelen, sentiment
- vreugde, verdriet, woede, angst, verbazing, afschuw
Vertalingen
1. een hevig gevoel
Gangbaarheid
- Het woord emotie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'emotie' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.