affect

Niet te verwarren met: effect

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·fect
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘gemoedsaandoening’ voor het eerst aangetroffen in 1557 [1]
  • uit het Latijn [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord affect affecten
verkleinwoord affectje affectjes

Zelfstandig naamwoord

affect o

  1. (psychologie) aandoening van het gemoed, gemoedsaandoening; plotselinge, hevige emotie of gemoedstoestand
  2. gevoelswaarde, connotatie
  3. (psychologie) patroon van waarneembaar gedrag waarmee een subjectief gevoel (of emotie) tot uitdrukking wordt gebracht
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord affect staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
82 %van de Nederlanders;
71 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  affect (VK)    (hulp, bestand)
  • IPA: /əˈfɛkt/
  • SAMPA: /@"fEkt/
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Middelfranse affecter.
vervoeging
onbepaalde wijs to affect
he/she/it affects
verleden tijd affected
voltooid
deelwoord
affected
onvoltooid
deelwoord
affecting
gebiedende wijs affect

Werkwoord

affect

  1. affecteren
  2. beïnvloeden
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.