gevoel
Nederlands
Woordafbreking
- ge·voel
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘tastzin’ voor het eerst aangetroffen in 1450 [1]
- Naamwoord van handeling van voelen met het voorvoegsel ge-
1 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | gevoel | - |
verkleinwoord | - | - |
2 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | gevoel | gevoelens |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
gevoel o
- een gewaarwording veroorzaakt door een prikkeling van het zenuwstelsel
- Door de koude had hij geen gevoel meer in zijn vingers.
- een emotionele gewaarwording
- Dat riep gevoelens op van diepe vrees, zelfs wanhoop.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
- Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.
1. gewaarwording
2. emotionele gewaarwording
Werkwoord
vervoeging van |
---|
gevoelen |
gevoel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gevoelen
- Ik gevoel.
- gebiedende wijs van gevoelen
- Gevoel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gevoelen
- Gevoel je?
Gangbaarheid
- Het woord gevoel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gevoel' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.