vreugde
Nederlands
Woordafbreking
- vreug·de
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘blijdschap’ voor het eerst aangetroffen in 1348 [1]
- Afkomstig van het Middelnederlandse vreuchde, een afleiding van het werkwoord vreughen (zich verheugen). [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vreugde | vreugden, vreugdes |
verkleinwoord | vreugdetje | vreugdetjes |
Zelfstandig naamwoord
vreugde v
- een blij gevoel
- Hij beleeft veel vreugde aan zijn nieuwe motor.
Hyponiemen
- arbeidsvreugde, feestvreugde, levensvreugde, moedervreugde, vadervreugde, vastenavondvreugde, zielenvreugde, zielsvreugde, spelvreugde, oudervreugde,
Afgeleide begrippen
- Vreugde der Wet, vreugdedans, vreugdedronken, vreugdekreet, vreugdeloos, vreugdeteken, vreugdetraan, vreugdevol, vreugdevuur
Vertalingen
1. een blij gevoel
Gangbaarheid
- Het woord vreugde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vreugde' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.