aandoening
Nederlands
Woordafbreking
- aan·doe·ning
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘gewaarwording’ voor het eerst aangetroffen in 1553 [1]
- Naamwoord van handeling van aandoen met het achtervoegsel -ing <ref>[http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/aandoening [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aandoening | aandoeningen |
verkleinwoord | aandoeninkje | aandoeninkjes |
Zelfstandig naamwoord
aandoening v
- ziekte van een beperkt gedeelte van het lichaam
- De oude vrouw had een ernstige aandoening aan haar longen.
- ontroering
Verwante begrippen
Hyponiemen
|
Vertalingen
- Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.
Vertalingen
1. ziekte
2.
Gangbaarheid
- Het woord aandoening staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aandoening' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.