woede
Nederlands
Woordafbreking
- woe·de
Zelfstandig naamwoord
woede v/m
- een gevoel van erge kwaadheid
- De jongen kon zijn woede maar nauwelijks bedwingen.
- En nu kende mijn woede paal noch perk meer. Een vloed van woorden, louter wartaal en schimp, uitbrakend sprong ik weer op, greep mijn stoel aan en hief die in de hoogte.[3]
Verwante begrippen
Hyponiemen
- berserkerwoede, danswoede, hamsterwoede, koopwoede, leeswoede, schrijfwoede, verzamelwoede, volkswoede
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord woede staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'woede' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "woede" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- woede op website: Etymologiebank.nl
- Marcellus Emants, Een nagelaten bekentenis, 1894, Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.