eiland
Nederlands
Woordafbreking
- ei·land
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Fries, in de betekenis van ‘land omgeven door water’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- samenstelling van ei en land [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eiland | eilanden |
verkleinwoord | eilandje | eilandjes |
Zelfstandig naamwoord
eiland o
- (aardrijkskunde) een stuk land dat omringd is door water
- Ik ga graag op vakantie naar een onbewoond eiland.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. een stuk land dat omringd is door water
Gangbaarheid
- Het woord eiland staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'eiland' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Afrikaans
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.