archipel
Nederlands
Woordafbreking
- ar·chi·pel
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘eilandengroep’ voor het eerst aangetroffen in 1728 [1]
- Van Archipelagus, de "hoofdzee" van het Oude Griekenland: de Egeïsche zee met zijn vele eilanden. Later verschoof de betekenis van de zee naar de vele eilanden erin. [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | archipel | archipels |
verkleinwoord | archipelletje | archipelletjes |
Vertalingen
1. een eilandengroep
Gangbaarheid
- Het woord archipel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'archipel' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.