druipen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van druipen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | druipen | te druipen | ||||||||
toekomend | zullen druipen | te zullen druipen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben[1]/zijn[2] gedropen | te hebben[3]/zijn[4] gedropen | ||||||||
toekomend | gedropen zullen hebben[5]/zijn[6] | gedropen te zullen hebben[7]/zijn[8] | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
druipend | gedropen | ev. druip | mv. verouderd druipt | druipe | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | druip | druipt | druipt | druipt | druipt | druipen | druipen | druipen | |||
verleden (o.v.t.) | droop | droop | droop | droopt | droop | dropen | dropen | dropen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal druipen | zult/zal druipen | zult/zal druipen | zult druipen | zal druipen | zullen druipen | zullen druipen | zullen druipen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou druipen | zou druipen | zou(dt) druipen | zoudt druipen | zou druipen | zouden druipen | zouden druipen | zouden druipen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb/ben gedropen | hebt/bent gedropen | hebt/heeft/bent/is gedropen | hebt/zijt gedropen | heeft/is gedropen | hebben/zijn gedropen | hebben/zijn gedropen | hebben/zijn gedropen | |||
verleden (v.v.t.) | had gedropen | had gedropen | had gedropen | hadt gedropen | had gedropen | hadden gedropen | hadden gedropen | hadden gedropen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedropen hebben | zal/zult gedropen hebben | zult/zal gedropen hebben | zult gedropen hebben | zal gedropen hebben | zullen gedropen hebben | zullen gedropen hebben | zullen gedropen hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedropen hebben | zou gedropen hebben | zou/zoudt gedropen hebben | zoudt gedropen hebben | zou gedropen hebben | zouden gedropen hebben | zouden gedropen hebben | zouden gedropen hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gedropen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gedropen | er is gedropen | |||||||||
verleden | er werd gedropen | er was gedropen | |||||||||
toekomend | er zal gedropen worden | er zal gedropen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gedropen worden | er zou gedropen zijn | |||||||||
lijdende vorm gedropen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gedropen worden | gedropen te worden | ||||||||
toekomend | gedropen zullen worden | gedropen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gedropen zijn | gedropen te zijn | ||||||||
toekomend | gedropen zullen zijn | gedropen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gedropen | wordt gedropen | wordt gedropen | wordt gedropen | wordt gedropen | worden gedropen | worden gedropen | worden gedropen | |||
verleden (o.v.t.) | werd gedropen | werd gedropen | werd gedropen | werdt gedropen | werd gedropen | werden gedropen | werden gedropen | werden gedropen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gedropen worden | zult gedropen worden | zult gedropen worden | zult gedropen worden | zal gedropen worden | zullen gedropen worden | zullen gedropen worden | zullen gedropen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gedropen worden | zou gedropen worden | zou/zoudt gedropen worden | zoudt gedropen worden | zou gedropen worden | zouden gedropen worden | zouden gedropen worden | zouden gedropen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | ben gedropen | bent gedropen | bent/is gedropen | zijt gedropen | is gedropen | zijn gedropen | zijn gedropen | zijn gedropen | |||
verleden (o.v.t.) | was gedropen | was gedropen | was gedropen | waart gedropen | was gedropen | waren gedropen | waren gedropen | waren gedropen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gedropen zijn | zult gedropen zijn | zult gedropen zijn | zult gedropen zijn | zal gedropen zijn | zullen gedropen zijn | zullen gedropen zijn | zullen gedropen zijn | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gedropen zijn | zou gedropen zijn | zou/zoudt gedropen zijn | zoudt gedropen zijn | zou gedropen zijn | zouden gedropen zijn | zouden gedropen zijn | zouden gedropen zijn |
- overgankelijk
- ergatief
- overgankelijk
- ergatief
- overgankelijk
- ergatief
- overgankelijk
- ergatief
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.