koeioneren
Nederlands
Woordafbreking
- koei·o·ne·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bedillen’ voor het eerst aangetroffen in 1682 [1]
Werkwoord
koeioneren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
koeioneren |
koeioneerde |
gekoeioneerd |
zwak -d | volledig |
- op een vervelende, vernederende manier de baas spelen
- Even lijkt het erop dat Simone wraak neemt op de mannen die haar koeioneren. Zo klaagt Peter keer op keer op neerbuigende wijze dat ze niet kan koken. Maar helaas zit dat er niet in. (André Waardenburg NRC 4 juni 2015)
Gangbaarheid
- Het woord koeioneren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'koeioneren' herkend door:
72 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.