boson
Nederlands
Woordafbreking
- bo·son
Woordherkomst en -opbouw
- genoemd naar de Indiase natuurkundige Satyendra Nath Bose
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boson | bosonen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
boson o
- (natuurkunde) een deeltje met een heeltallige spin
- In tegenstelling met fermionen kunnen meerdere bosonen dezelfde toestand met identieke kwantumgetallen bezetten.
Hyponiemen
Gangbaarheid
- Het woord boson staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'boson' herkend door:
16 % | van de Nederlanders; |
18 % | van de Vlamingen. |
Tsjechisch
Uitspraak
- IPA: /bɔzɔn/
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels.
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | boson | bosony |
genitief | bosonu | bosonů |
datief | bosonu | bosonům |
accusatief | boson | bosony |
vocatief | bosone | bosony |
locatief | bosonu | bosonech |
instrumentalis | bosonem | bosony |
Typische woordcombinaties
- boson W m onbezield
- boson Z m onbezield
- Higgsův boson m onbezield
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.