beginsel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  beginsel    (hulp, bestand)
  • IPA: /bəˈɣɪnsəl/
Woordafbreking
  • be·gin·sel
Woordherkomst en -opbouw

Naamwoord van handeling van beginnen met het achtervoegsel -sel

enkelvoud meervoud
naamwoord beginsel beginselen,
beginsels
verkleinwoord beginseltje beginseltjes

Zelfstandig naamwoord

beginsel o

  1. regel waar je je in ieder geval aan wilt houden
    • Artikel 10: Beginsel van loyale samenwerking (Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (VEG)). 
  1. eenvoudig grondbegrip van een wetenschap
    • In de wetenschap is een belangrijk beginsel dat je geen bovennatuurlijke krachten als verklaring van een verschijnsel mag aanvoeren. 
  1. overtuiging, principe of stelling, met name op godsdienstig, moreel of politiek gebied
    • "Doe een ander niet wat u niet wilt dat u geschiedt" is een belangrijk moreel beginsel. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
  • in beginsel, beginsel van non-contradictie
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord beginsel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.