starten
Nederlands
Woordafbreking
- star·ten
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘beginnen’ voor het eerst aangetroffen in 1893 [1]
- afgeleid van start met het achtervoegsel -en [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
starten |
startte |
gestart |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
starten
- overgankelijk iets op gang brengen
- Hij had zijn motor nog niet gestart.
- ergatief ergens een begin mee maken
- Hij is al vroeg in de morgen gestart.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord starten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'starten' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Deens
Woordafbreking
- star·ten
Naar frequentie | 2114 |
---|
Noors
Woordafbreking
- star·ten
Naar frequentie | 2915 |
---|
Nynorsk
Woordafbreking
- star·ten
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.