astma
Nederlands
Woordafbreking
- ast·ma
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Grieks, in de betekenis van ‘aamborstigheid’ voor het eerst aangetroffen in 1538 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | astma | astma's |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
astma o of v/m
- (medisch) een ziekte die, door vernauwing van de luchtwegen, benauwdheid en hoestbuien veroorzaakt
- Hij had speciale medicijnen tegen zijn astma.
Verwante begrippen
Hyponiemen
- antiastma, beroepsastma, inspanningsastma
Afgeleide begrippen
- antiastmaticum, astmacentrum, astmafonds, astmalijder, astmapapier, astmapatiënt, astmaticus
Vertalingen
1. een ziekte die, door vernauwing van de luchtwegen, benauwdheid en hoestbuien veroorzaakt
Gangbaarheid
- Het woord astma staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'astma' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Noors
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: / ˈɑsmɑ /
Woordafbreking
- ast·ma
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig uit het Grieks
Naar frequentie | 15004 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | astma | astmaen | astmaer | astmaene |
genitief | astmas | astmaens | astmaers | astmaenes |
Zelfstandig naamwoord
astma m
- «Personer med astma bør ikke utsettes for sigarettrøyk.»
- Mensen met astma moeten uit de sigarettenrook gehouden worden.
- «Personer med astma bør ikke utsettes for sigarettrøyk.»
Synoniemen
- (wetenschappelijk) asthma bronchiale
Afgeleide begrippen
- astmaanfall
- astmabarn
- astmamedisin
- astmasjuk
- astmasyk
- astmatiker
- astmatisk
- hjerteastma
Nynorsk
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: / ˈɑsmɑ /
Woordafbreking
- ast·ma
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig uit het Grieks
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | astma | astmaen | astmaer | astmaene |
Zelfstandig naamwoord
astma, m
- «Han er sterkt plaga av astma.»
- Hij heeft erg veel last van astma.
- «Han er sterkt plaga av astma.»
Synoniemen
- (wetenschappelijk) asthma bronchiale
Afgeleide begrippen
- astmaanfall
- astmabarn
- astmamedisin
- astmasjuk
- astmatikar
- astmatisk
- hjerteastma
Pools
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | astma | - |
genitief | astmy | - |
datief | astmie | - |
accusatief | astmę | - |
instrumentalis | astmą | - |
locatief | astmie | - |
vocatief | astmo | - |
Zweeds
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | astma | astman | - | - |
genitief | astmas | astmans | - | - |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.