allochtoon
Nederlands
Woordafbreking
- al·loch·toon
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘niet-inheems’ voor het eerst aangetroffen in 1920 [1]
- afgeleid van het Griekse 'chthōn' (aarde, grond, land) met het voorvoegsel allo- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | allochtoon | allochtonen |
verkleinwoord | allochtoontje | allochtoontjes |
Zelfstandig naamwoord
allochtoon m
- (sociologie) iemand die niet afkomstig is van het land waar hij woont of die ouders heeft die niet geboren zijn in het land waar hij woont
- Mijn buur komt oorspronkelijk niet uit Nederland, dus hij is een allochtoon.
- - Pas op mijn 45ste kwam ik er achter dat ik een allochtoon ben want mijn moeder is in Indonesië geboren.
- - Advies van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid: "De tweedeling "allochtoon en autochtoon" en "westers- en niet-westers" passen niet langer bij onze zeer diverse samenleving. De huidige migratiediversiteit vraagt om een diversiteit aan classificaties."
- - Dat ook de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid nu afstapt van het gebruik van de term ‘allochtoon’ ter aanduiding van een zekere groep Nederlanders, is goed nieuws. De officiële definitie van ‘allochtoon’ is altijd geweest ‘iemand die in het buitenland geboren is, of een van diens ouders’. Mijn moeder was Schotse, ik ben dus allochtoon. De raden van bestuur van Shell, Philips, Akzo en Unilever bestaan voor een groot deel uit allochtonen, evenals ons Koninklijk Huis. In de praktijk had ‘allochtoon’ echter een heel andere betekenis. ‘Niet-westerse’ vreemdelingen? Nee, want voor menigeen behoren Antilliaanse en Surinaamse Nederlanders ook tot allochtonen. Inwijkelingen met een kleurtje dan? Nee, want Indische Nederlanders worden dan weer níet tot de allochtonen gerekend, zij heten in de statistieken ‘westerse’ immigranten, net als bijvoorbeeld Japanners, terwijl Oost-Europese immigranten, westers en wit, er vaak weer wél toe worden gerekend. Je zou haast zeggen: it’s a certain je ne sais quoi. [3]
Hyponiemen
- derdegeneratieallochtoon, eerstegeneratieallochtoon, excuusallochtoon, knuffelallochtoon, troetelallochtoon, tweedegeneratieallochtoon
Vertalingen
1. iemand die van elders afkomstig is
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | allochtoon | allochtoner | allochtoonst |
verbogen | allochtone | allochtonere | allochtoonste |
partitief | allochtoons | allochtoners | - |
Bijvoeglijk naamwoord
allochtoon
- (sociologie) uit een ander land afkomstig
- Daar woonde een allochtone leerling van mij.
- (geologie) (van gesteenten) zich bevindend op een andere tectonische plaat na een overschuiving
- Autochtoon gesteente ligt er al, allochtoon gesteente schuift daarover heen.
Vertalingen
1. uit een ander land afkomstig
2. (van gesteenten) zich bevindend op een andere tectonische plaat na een overschuiving
|
Gangbaarheid
- Het woord allochtoon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'allochtoon' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.