advocaat
Nederlands
Woordafbreking
- ad·vo·caat
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘rechtsgeleerde’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
- Van Latijn ad (naar) + vocare (roepen), dus iemand die erbij geroepen wordt. [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | advocaat | advocaten |
verkleinwoord | advocaatje | advocaatjes |
Zelfstandig naamwoord
advocaat m
- (juridisch), (beroep) pleiter, verdediger in rechtszaken
- (drinken) alcoholische dikvloeibare drank van eieren, eierlikeur
Verwante begrippen
- mannelijke vorm van advocate
Hyponiemen
- asieladvocaat, bedrijfsadvocaat, duivelsadvocaat, godsadvocaat, landsadvocaat, letseladvocaat, letselschadeadvocaat, rijksadvocaat
Afgeleide begrippen
- advocaat-fiscaal, advocaat-generaal, advocaatboom, advocaatfamilie, advocaatpeer, advocatenblad, advocatenborrel, advocatencollectief, advocatenkantoor, advocatenstreek, advocaterij
Uitdrukkingen en gezegden
- advocaat van de duivel spelen (een mening geven waar men het zelf niet mee eens hoeft te zijn)
Vertalingen
1. pleiter, verdediger in rechtszaken
|
2. alcoholische dikvloeibare drank van eieren, eierlikeur
Gangbaarheid
- Het woord advocaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'advocaat' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.