seksueel
Nederlands
Woordafbreking
- sek·su·eel
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘m.b.t. het natuurlijk geslacht’ voor het eerst aangetroffen in 1886 [1]
- afgeleid van seks met het achtervoegsel -eel
- afgeleid van het Franse sexuel (met het achtervoegsel -eel) [2] [3]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | seksueel | seksueler | seksueelst |
verbogen | seksuele | seksuelere | seksueelste |
partitief | seksueels | seksuelers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
seksueel
- (seksualiteit) op de geslachtsdrift betrekking hebbend
- Dit is onderdeel van de seksuele voorlichting.
Hyponiemen
- amboseksueel, aseksueel, heteroseksueel, homoseksueel, interseksueel, metroseksueel, polyseksueel, transseksueel, überseksueel
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. op de geslachtsdrift betrekking hebbend
Gangbaarheid
- Het woord seksueel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'seksueel' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.