oogaandoening

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • oog·aan·doe·ning
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord oogaandoening oogaandoeningen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

oogaandoening v

  1. (medisch) ziekte van het ogen
    • Medewerkers van de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID), de Dierenpolitie Oost-Nederland en Dierentehuis Arnhem hebben de katten woensdag uit de woning gehaald. De instanties waren gaan kijken na klachten van omwonenden over stank. Behalve de twee bewoners troffen zij de tientallen katten aan. Veel dieren waren sterk vermagerd of hadden last van oogaandoeningen.[1] 
    • Een kwart van de ouderen die zich heeft laten testen in een van de zogeheten oogbussen, bleek een oogaandoening te hebben zonder daarvan op de hoogte te zijn. In de meeste gevallen hadden ze staar, of een bril op de verkeerde sterkte.[2] 
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord oogaandoening staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.