aaien

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aaien    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈajdə(n)/
Woordafbreking
  • aai·en
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘strelen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1717 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aaien
aaide
geaaid
zwak -d volledig

Werkwoord

aaien [2] [3]

  1. overgankelijk zachtjes met de hand iets strelen als liefkozing
    • Heb je huisdieren? Heel veel: een poes, een hond en twee konijnen. Laatst hebben we ook een kitten gevonden in onze schuur. Die houden we denk ik niet. De konijnen zijn het leukst. Ze heten Amandel en Amicus en je kunt ze fijn aaien. [4] 
    • Niet iedereen keek uit naar het aaien van een slang, knuffelen van een baardagaam en het over de hand laten lopen van een vogelspin. Voor hen was het kijken naar deze vreemde exotische dieren op zich al eng genoeg... [5] 
  1. zachtjes aanraken
  2. iemand opzettelijk pijn doen (ironisch)
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aaien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Zelfstandig naamwoord

aaien mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord aai
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.