aanhalen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanhalen    (hulp, bestand)
  • IPA: /'anˌhalə(n)/
Woordafbreking
  • aan·ha·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanhalen
haalde aan
aangehaald
zwak -d volledig

Werkwoord

aanhalen

  1. overgankelijk middels vleierij of vriendelijkheid nader tot zich doen komen
    • 's Avonds kunnen we onze kat wel aanhalen en komt hij zelfs bij ons op de bank liggen. 
  1. overgankelijk eigen of andermans woorden citeren
    • Bij het aanhalen van andermans woorden in een tekst gebruiken we aanhalingstekens. 
  1. overgankelijk aanspannen, aantrekken, strakker maken
    • Vlaamse commerciële zender moet de buikriem fors aanhalen. 
  1. overgankelijk, (figuurlijk) hechter maken
    • India wil de banden met Iran aanhalen. 
Uitdrukkingen en gezegden
  • [3] de teugels aanhalen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aanhalen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.