Drinkwater

Drinkwater is water dat direct geschikt is voor menselijke consumptie. Hoewel in Noordwest-Europa drinkwater in de meeste huizen uit de kraan komt, is drinkwater niet hetzelfde als leidingwater. De benamingen leidingwater of kraanwater zeggen iets over de wijze van transporteren respectievelijk afleveren, niet over de kwaliteit van het water. Waterleidingbedrijven winnen grond- of oppervlaktewater en zuiveren dit indien nodig tot een waterkwaliteit die voor consumptie geschikt is. Op die manier wordt in Nederland dagelijks 3 miljard liter zuiver en streng gecontroleerd drinkwater geleverd, dat tot het beste ter wereld behoort.[1] In verreweg de meeste huizen in Nederland wordt dit water ook gebruikt om bijvoorbeeld mee te douchen of het toilet door te spoelen.

   Ten minste één Wikipediagebruiker vindt dat de onderstaande inhoud, of een gedeelte daarvan, samengevoegd zou moeten worden met Drinkwater in Nederland, of dat er een duidelijkere afbakening tussen deze artikelen dient te worden gemaakt  (hier melden).
Leidingwater uit de kraan
Drinkwatervoorziening in Lviv, Ukraïne

Water uit de kraan is (doordat het vervuilende productieproces van de verpakking uitblijft en door eenvoudiger vervoer) 30 tot 1.300 maal beter voor het milieu dan flessenwater. Ook is het 150 tot 500 keer zo goedkoop. Voor 1 euro kan een Nederlander een jaar lang dagelijks 1,5 liter water drinken, de aanbevolen minimum hoeveelheid voor een volwassene.[1]

In 2015 had 71 procent van de wereldbevolking (5,2 miljard mensen) toegang tot drinkwater van een veilige drinkwaterleverancier, op de plek waar men woont, beschikbaar wanneer nodig, en vrij van vervuiling. Een verdere 1,3 miljard mensen had toegang tot behandeld drinkwater op minder dan een kwartier (totale tijd) afstand. 844 miljoen mensen hadden geen toegang tot zelfs de meest basale drinkwatervoorziening. 159 miljoen van deze mensen waren aangewezen op ongezuiverd oppervlaktewater.[2]

Het primaire belang van schoon drinkwater voor de gezondheid wordt op wereldschaal snel duidelijk. Zo'n 842.000 mensen (waaronder 361.000 kinderen jonger dan vijf jaar) sterven bijvoorbeeld jaarlijks aan diarree, opgelopen door verontreinigd drinkwater en slechte sanitaire voorzieningen.[2] Het grootste probleem is verontreiniging van grond- en oppervlaktewater met bepaalde soorten E.coli-bacterie, uit menselijke en dierlijke uitwerpselen.[3]

Geschiedenis drinkwater in Nederland

Levering van drinkwater via een leidingnetwerk kent men in Nederland sinds 1853 en startte in Amsterdam. In de tijd daarvoor kwam het drinkwater uit putten en bronnen. Deze putten en bronnen waren vooral in de steden een bron van infectieziekten, zoals tyfus en cholera. Dat besmet water de oorzaak was van tyfus en cholera wist men overigens niet. In de loop van de 17e eeuw werden de oude kettingputten vaak vervangen door putten met een pomp, daardoor kon het water makkelijker en dieper opgepompt worden maar de hygiëne bleef slecht. Bacteriologische kennis was er niet, dus met drinkwaterputten werd niet hygiënisch omgegaan. In diezelfde periode begon men waterleidingen aan te leggen die gevoed werden met ongezuiverd rivierwater, in Duitsland liep men voorop bij deze ontwikkeling. Aan het eind van de 17e eeuw werden ook steeds vaker watertorens gebruikt, waarin het water werd opgeslagen. Van daaruit ging het water naar de huizen van de gegoede burgerij, de gewone bevolking bleef aangewezen op putten. Vanaf de tweede helft van de 18e eeuw plaatsten landheren tappunten voor de bevolking bij de watertorens, ook dit water was niet per se zuiver.

Hoewel men nog niets wist van bacteriën, werd het in het midden van de 19e eeuw wel steeds duidelijker dat het gebruiken van drinkwater uit regenbakken, putten of open water gevaren met zich meebracht. De bevolking van steden breidde zich door de industriële revolutie in die periode snel uit en als er een ziekte uitbrak, leidde dat al snel tot een epidemie. Vanaf ongeveer 1840 waren er plannen om een waterleidingnet aan te leggen om stedelingen te voorzien van schoon drinkwater, probleem was echter telkens de financiering. Drinkwater was (nog) geen taak van de overheid, dus moesten particulieren het geld bij elkaar zien te krijgen. Rond 1845 werd het Vecht- en Lekwaterleidingplan afgeschoten om financiële redenen. In hetzelfde jaar werd een plan gelanceerd om water via ondergrondse beken van de duinen bij de Brouwerskolk naar Amsterdam te leiden. Dit plan werd in 1847 door de minister van Binnenlandse Zaken goedgekeurd en in 1849 door B&W van Amsterdam, maar ook nu was het geld een probleem. Van de meer dan tien plannen die in de loop der jaren waren ontwikkeld, waren er in 1850 nog twee over. Eén plan was van C.D. Vaillant, die een waterleiding vanuit de Rijn wilde realiseren. Zijn groep stichtte in 1850 de Amsterdamsche Waterleiding-Maatschappij, maar door gebrek aan geld werd deze maatschappij in 1853 opgeheven. In 1851 richtte Vaillant tevens de Amsterdamsche Duinwater-Maatschappij op. De voorzitter van de Duinwater-Maatschappij was landsadvocaat en schrijver Jacob van Lennep. Hij gebruikte zijn schrijf- en redenaarstalent om de bevolking en het bestuur te overreden een bijdrage te leveren aan het geld (2,5 miljoen gulden) dat voor de uitvoering nodig was. Veel succes had Van Lennep niet, nog in hetzelfde jaar lieten de initiatiefnemers in een advertentie weten dat ze de strijd opgaven. Op de valreep meldden zich echter Engelse financiers. De graafwerkzaamheden startten eind 1851 en op 6 juni 1853 kwam er voor het eerst water uit een fontein bij de Haarlemmerpoort in Amsterdam. Op 12 december 1853 konden Amsterdammers voor het eerst drinkwater halen bij het tappunt aan de Haarlemmerpoort voor een cent per emmer. Het Amsterdamse drinkwater was afkomstig uit de duinen bij Zandvoort. Daar bevonden zich – en bevinden zich nog steeds – grote hoeveelheden natuurlijk gezuiverd water.

In april 1854 begon de Duinwater-Maatschappij met de levering van water aan particulieren, door leidingbuizen vanaf de Haarlemmerpoort naar woningen van abonnees. Voor massaal gebruik werden in 1854 en 1855 standpijpen geplaatst op de Noordermarkt, de Herenmarkt, de Lijnbaansgracht, de Dam, de Nieuwmarkt, het Muiderplein, de Schippersgracht, de Stromarkt, de Botermarkt, het Amstelveld, de Zwanenburgerstraat, de Joden Houttuinen, de Egelantiersstraat, de Bloemstraat en de Laurierstraat. In 1856 waren 1397 woningen, 40 fabrieken en 30 openbare instellingen op de waterleiding geabonneerd, dit aantal nam snel toe. Het nut van de waterleiding bewees zich in 1866, in dat jaar werd Nederland getroffen door een cholera-epidemie. Het aantal doden in Amsterdam bleef laag, achteraf is bekend waarom: het waterleidingnet en de aanleg van een riolering. Onder druk van de gemeente legde de Duinwater-Maatschappij in 1888 een tweede waterleiding aan vanuit de Vecht. Dat water was echter niet zuiver genoeg voor drinkwater en diende alleen voor schoonmaken en industrieel gebruik. Rond 1930 verbeterde de zuivering van het water uit de Vecht en werden beide systemen samengevoegd. Aan de gescheiden leidingnetten herinneren nog putdeksels in Amsterdam met de opschriften 'Duin' of 'Vecht'.

In de loop der jaren nam de kritiek op de Duinwater-Maatschappij toe. De tarieven waren te hoog, omdat de commissarissen er zo veel mogelijk aan wilden verdienen, de watertoevoer stagneerde regelmatig en de capaciteit van het bedrijf was niet meer toereikend voor het snel groeiende aantal inwoners. In de gemeentepolitiek was intussen een nieuw slag bestuurders aan de macht gekomen die minder afkerig waren van overheidsingrijpen. Op 1 mei 1896 nam de gemeente de Duinwater-Maatschappij over, sindsdien heette het bedrijf Gemeentewaterleidingen.

Rond 1900 nam de watervoorziening via leidingen een vlucht en kwamen er steeds meer waterleidingbedrijven. De eerste groepswaterleiding, waarop verschillende kleinere gemeenten werden aangesloten, dateert van 1911. Steeds meer gemeenten sloten zich aaneen en richtten samen een waterleidingbedrijf op. Ook particulieren zagen toekomst in het leveren van leidingwater en richtten op hun beurt bedrijven op. De provincies beperkten zich tot het stimuleren van gemeentelijke en particuliere initiatieven. Alleen de provincie Noord-Holland opteerde voor een provinciaal waterleidingbedrijf. Wel kwamen er – tussen 1920 en 1930 – in alle provincies provinciale waterleidingverordeningen tot stand om de kwaliteit van het drinkwater te waarborgen. In 1913 werd het Rijksinstituut voor de Drinkwatervoorziening (RID) opgericht.

In 1949 waren 712 van de 1054 gemeenten die Nederland toen telde op de waterleiding aangesloten, daarmee beschikte 75% van de Nederlandse bevolking over leidingwater. In 1949 waren er in Nederland 212 waterleidingbedrijven, toen de bedrijven zich in 1952 verenigden in de Vereniging van Waterleidingbedrijven in Nederland (Vewin), waren er nog 199.

Wet- en regelgeving

In 1957 kwam de Waterleidingwet tot stand, deze wet moest de kwaliteit van het water en de continuïteit van de levering garanderen. Sindsdien hebben het Rijk en de Europese Unie zich met wet- en regelgeving steeds meer met kraanwater en de voorziening daarvan bemoeid. Tegenwoordig houdt de VROM-Inspectie toezicht op de waterbedrijven. Intussen fuseerden de waterleidingbedrijven. In 2000 telde Nederland nog 24 waterleidingbedrijven, in 2011 waren het er 10. In de plaats van de Waterleidingwet geldt thans de Drinkwaterwet.

In opdracht van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ministerie van Infrastructuur en Milieu) en op grond van de bepalingen in de Drinkwaterwet en het Drinkwaterbesluit controleren waterleidingbedrijven of de drinkwaterinstallaties van onder meer bedrijfspanden voldoen aan de actuele regelgeving. Dit is van belang voor het waarborgen van de drinkwaterkwaliteit.

Bestanddelen en kwaliteitseisen

Drinkwater is een primair goed en mag geen risico's opleveren voor de volksgezondheid. Dit is in de Drinkwaterwet en het Drinkwaterbesluit nader uitgewerkt. Daarin staan ook specifieke eisen voor drink- en warm tapwater. Deze normen zijn vastgesteld door het ministerie van VROM, in overleg met de waterleidingbedrijven en mede op basis van adviezen van bijvoorbeeld de Wereldgezondheidsorganisatie en de Gezondheidsraad. De richtlijn die de Europese Unie heeft opgesteld voor het drinkwater, is ook geïntegreerd in de Nederlandse wetgeving.

Naast water (H2O) bevat drinkwater natuurlijke mineralen en metalen zoals koper, ijzer, seleen en chroom. Het Nederlandse drinkwater bevat geen aantoonbare hoeveelheden colibacteriën en streptokokken. Als het water enigszins warm is en te lang in leidingen blijft stilstaan kunnen er legionellabacteriën in groeien die bij inademing als kleine druppeltjes, vooral via douchen of via airconditioners of luchtbevochtigers, de veteranenziekte kunnen veroorzaken.

Verder kan er in Nederlandse woningen gebouwd voor 1965 lood in het water voorkomen. Dit komt door loden leidingen in huis en kan schadelijk zijn voor baby's tot één jaar. De loden leidingen buiten de woningen zijn door de waterleidingbedrijven vervangen. Voor vervanging binnenshuis kon de huiseigenaar subsidie aanvragen. Bij aankoop van een oud huis is het zinvol te informeren of er nog loden leidingen aanwezig zijn.

De Drinkwaterwet geldt ook voor bronwater. Voor leveranciers van zogenoemd 'natuurlijk mineraalwater' gelden andere wettelijke eisen, o.a. de warenwet.

Smaak en kleur

Smaak en kleur van drinkwater zijn afhankelijk van het soort ruwwater waarvan het wordt gemaakt en van de wijze waarop het gezuiverd wordt om het geschikt te maken voor consumptie. Er zijn regels voor de smaak en de kleur van het water. Dit zijn normen voor stoffen die niet schadelijk zijn voor de gezondheid, maar die wel kleur- of smaakveranderingen in het drinkwater kunnen veroorzaken. Het gaat om stoffen als ijzer en mangaan.

Decennialang heeft chloor een belangrijke rol gespeeld voor de waterzuivering. Chloor doodt ziekteverwekkers zeer effectief maar geeft een duidelijke smaak aan het water. Het maakte mogelijk dat oppervlaktewater veilig als drinkwater kon worden gebruikt. Het gebruik van chloor is vanaf 2005 niet meer toegestaan als primair desinfectiemiddel, in plaats daarvan wordt als desinfectiemethode vaak gebruikgemaakt van ozon en in toenemende mate ultraviolet licht (uv). Sommige waterleidingbedrijven gebruiken echter nog steeds kleine hoeveelheden chloor bij de zuivering van oppervlaktewater. Om de effectiviteit van het chloor te verhogen wordt het ook wel in de vorm van chloordioxide toegevoegd.

Bij bacteriële verontreiniging van het waterleidingnet, die kan optreden door bijvoorbeeld een leidingbreuk, is nog steeds chloor tijdelijk nodig om eventuele ziekteverwekkende bacteriën te doden. Het gaat dan om doses die niet schadelijk zijn voor de gezondheid.

Kalk

In water zit calciumwaterstofcarbonaat. Dit wordt vaak kalk genoemd, maar het is een foute benaming. Kalk is namelijk slecht oplosbaar in water. Dit is in de ene regio meer dan in de andere, wat komt door het soort water dat gebruikt wordt om het drinkwater te maken. Als er veel 'kalk' in het water zit spreekt men van hard water, anders is het zacht water. Hoewel kalk de smaak kan beïnvloeden, is het niet schadelijk voor de gezondheid. De mens heeft andere voedingsbronnen die veel calciumrijker zijn dan water. Wel heeft hard water een paar nadelen. Bij verwarming van water geldt: hoe harder het water hoe meer kalkaanslag er ontstaat. Bijvoorbeeld op kranen of douchetegels, maar ook op verwarmingselementen van de wasmachine, boiler of waterkoker. Dat laatste is nadelig voor het energieverbruik en de levensduur van die apparaten. Ketelsteen in de fluitketel is ook kalk. Met hard water is er ook meer wasmiddel nodig. Vanwege al deze nadelen hebben de betreffende waterleidingbedrijven maatregelen genomen om zachter water te leveren. Mineraalwaters bevatten vaak meer kalk dan in leidingwater zou zijn toegestaan.

Controle

Alle partijen die betrokken zijn bij de levering van leidingwater in Nederland moeten het regelmatig onderzoeken. Dit zijn de waterleidingbedrijven, eigenaren van collectieve watervoorzieningen en eigenaren van grote collectieve leidingnetten, zoals ziekenhuizen, kazernes en campings. De resultaten van deze onderzoeken moeten voor iedereen beschikbaar zijn. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu maakt jaarlijks een landelijk rapport over de kwaliteit van drinkwater in Nederland.

Het drinkwaterfluorideringsdebat in Nederland

Een algemene opvatting die leefde in de jaren 60 en 70 van de 20e eeuw was dat fluoride-ionen aangeboden in het drinkwater tandbederf kan voorkómen. Dit is echter nooit wetenschappelijk aangetoond. Er is wel, en overtuigend, aangetoond dat bij fluoridering van drinkwater tandbederf veel minder snel voortschrijdt. In een grootschalig, zestien jaar durend vergelijkend onderzoek tussen twee overigens vergelijkbare plaatsen (Tiel en Culemborg) hadden kinderen in de plaats met gefluorideerd water maar iets meer dan de helft van het aantal door cariës aangetaste vlakken in hun tanden en kiezen, ten opzichte van de 'ongefluorideerde' plaats. Dit verschil was in alle jaren consistent aantoonbaar. Er is ook wel aangetoond dat het innemen van te veel fluoride schade aan de gezondheid kan berokkenen.[4] Het aanbrengen van fluor op de tanden kan tandbederf wel voorkomen en daarom zit er nog steeds fluoride in vrijwel alle types tandpasta. Naarmate de bevolking beter poetst wordt het extra effect van waterfluoridering geringer; de maatregel is relatief gezien het effectiefst bij mensen die nooit poetsen. Bij mensen die vaak poetsen zou fluoridering kunnen zorgen voor fluoridevergiftiging.

De tandartsen waren sterk voor fluoridering van drinkwater. Maar voornamelijk vanwege groot maatschappelijk verzet is in vele landen, waaronder Nederland, besloten geen fluoride (meer) aan het drinkwater toe te voegen, met name omdat de gebruikers dan geen keus zouden hebben.

Op 22 juni 1973 maakte de Hoge Raad bijna voorgoed een einde aan de fluoridering van drinkwater.[5] In het arrest stelde de raad dat deze ingreep van de overheid geen wettelijke grondslag had: "de toevoeging van stoffen aan het drinkwater teneinde daarmee een geheel buiten de eigenlijke drinkwatervoorziening gelegen doel te dienen daarom een maatregel is van zo ingrijpende aard dat, zonder wettelijke grondslag, niet kan worden aangenomen dat een waterleidingbedrijf daartoe bij de vervulling van zijn taak tot het leveren van 'deugdelijk drinkwater' de vrijheid heeft".[6]

Minister Irene Vorrink (PvdA) wilde in 1976 de fluoridering van het drinkwater alsnog wettelijk regelen, maar hierin moest zij bakzeil halen. De Tweede Kamer wilde er in meerderheid niet aan en ten slotte steunde alleen haar eigen partij haar voorstel nog. Nekslag voor het plan was de onjuiste informatie door de minister (vertrouwende op de ambtenaren) dat er een instrumentje aan de waterkraan kon worden gemonteerd dat de fluor weer uit het water filterde, zodat een bezwaarde via zo'n instrumentje weer ongefluorideerd water kon consumeren. Dit apparaatje bleek fantasie en dat moest de minister later in de Kamer toegeven.

Winning en zuivering

Watertoren in Brielle

Drinkwater wordt gewonnen door oppompen van grondwater en inname van oppervlaktewater. Daarnaast kan drinkwater ook worden verkregen door ontzilting van zeewater. In Nederland is de verdeling: 60% grondwater, 39% rivierwater (al dan niet in de duinen gezuiverd) en 1% duinwater.[7] Vervolgens wordt het water gezuiverd en op druk gebracht voor de eindverbruikers, de druk is 30 tot 35 meter waterkolom (300 - 350 kPa).

Grondwater

Grondwater is hoofdzakelijk regenwater dat in de grond zakt tot het een ondoordringbare laag tegenkomt. Ook infiltreert er oppervlaktewater in de bodem, dit heet oevergrondwater.

Infiltrerend water bevat na 6 tot 10 weken geen levende organismen meer. Het heet dan hygiënisch betrouwbaar. Aangezien grondwater op de diepte waar het door waterleidingbedrijven wordt gewonnen altijd veel langer in de grond heeft verbleven, is het per definitie hygiënisch betrouwbaar. Het grondwater moet echter nog wel behandeld worden: het is zuurstofloos, rijk aan mineralen (vooral ijzer en mangaan) en bevat opgelost koolstofdioxide (CO2) en waterstofsulfide (H2S). Door beluchting en filtratie krijgt het de gewenste samenstelling. Soms wordt het water nog onthard. Voor drinkwater gelden strengere normen qua samenstelling dan voor bron- of mineraalwater.

Oppervlaktewater

In kustgebieden bevat grondwater door contact met zeewater een hoger zoutgehalte en is daarom minder geschikt voor drinkwaterbereiding. Bij duinkusten is wel zoet duinwater aanwezig, maar deze voorraad is beperkt en dient aanwezig te blijven als buffer tegen het zeewater. Er wordt wel duinwater gewonnen uit de duinen, doch dit wordt aangevuld met voorgezuiverd oppervlaktewater uit de Rijn (Amsterdam-Rijnkanaal en IJsselmeer voor Waternet en PWN) en de Maas (Dunea). Evides gebruikt direct Maaswater, nadat dit eerst tijdelijk is opgeslagen in de Biesboschbekkens. In het westelijke deel van Nederland leveren de Rijn en de Maas dus elk ongeveer de helft van de benodigde hoeveelheid drinkwater.

Daarnaast wordt ook kwelwater gebruikt, regenwater dat op de Utrechtse Heuvelrug valt en als grondwater opwelt in de laag gelegen polders ten westen van de heuvelrug.

Oppervlaktewater bevat meer verontreinigingen dan grondwater en moet daarom ook meer worden gezuiverd.[8] De prijs van uit oppervlaktewater bereid drinkwater is dan ook hoger dan de prijs van uit grondwater bereid drinkwater.

In grote lijnen bestaat de directe zuivering van het oppervlaktewater uit de volgende stappen:

Verder kan regelen van de pH (met zoutzuur, natronloog of kalkmelk) en of ontharding nodig zijn.

Desinfectie

Chloor is sinds 2005 in Nederland niet meer toegestaan als primair desinfectiemiddel. De waterleidingbedrijven behandelen het water nu met ozon of ultraviolet licht. Uv-licht breekt in combinatie met peroxide organische afvalstoffen af en maakt organische microverontreinigingen onschadelijk. Hierbij blijven geen schadelijke reststoffen achter in het water.

PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland gebruikt vanaf 2004 uv-licht om drinkwater te desinfecteren. Ook Evides (voorheen Waterbedrijf Europoort) heeft op de zuivering van Beerenplaat (Spijkenisse) een grote installatie voor uv-desinfectie in gebruik genomen.

Voordat een nieuw drinkwaterleidingstelsel in gebruik wordt genomen, worden de buizen ontsmet met zilverperoxide - dit is veel effectiever dan chloor tegen micro-organismen en ongewenste biofilm. Nadat er in een laboratorium onderzochte watermonsters zijn goedgekeurd wordt het nieuw aangelegde net in bedrijf genomen.

Betrouwbaarheid

Omdat uitval van de leidingwatervoorziening op zijn minst groot ongemak met zich meebrengt zijn bij de productie van drinkwater alle installaties en transportleidingen minimaal dubbel uitgevoerd. Bovendien zijn waterbedrijven wettelijk verplicht het effect van een leveringsonderbreking te beperken.

Bij de distributie van het leidingwater is het meestal niet nodig om leidingen 'leveringszeker' aan te leggen, omdat het distributienet veelal vermaasd is aangelegd (dat wil zeggen: in lussen). Bij uitval van een leiding - vaak te wijten aan een spontane breuk of door werkzaamheden - zullen andere toevoerleidingen de functie grotendeels kunnen overnemen, nadat het waterbedrijf de getroffen leidingsectie heeft afgesloten.

Waterverbruik

Drinkwatervoorziening in Oost-Timor

In Nederland wordt per persoon per dag (2017) gemiddeld 123 liter water verbruikt. Dat water wordt vooral gebruikt om te douchen, voor het toilet en om te wassen. In totaal wordt er in Nederland 1,1 biljoen (oftewel 1.100.000.000.000) liter per jaar verbruikt (2007). Huishoudens nemen daarvan 0,8 biljoen liter voor hun rekening, de rest wordt gebruikt door industrie, landbouw, enzovoort. Jaarlijks komt, via rivieren en neerslag, ongeveer 90 biljoen liter water Nederland binnen.

Hoewel er over het algemeen voldoende water is, probeert de overheid het waterverbruik terug te dringen, om het milieu te sparen. Waterverbruikbesparende oplossingen hebben ervoor gezorgd dat het (relatieve) waterverbruik langzaam is teruggelopen. De daling wordt vooral veroorzaakt door nieuwe toiletten en wasmachines die steeds zuiniger met water omspringen. In 2007 wordt de lichte toename van het drinkwatergebruik veroorzaakt door een toename van het gebruik van de douche.

Gemiddeld waterverbruik per persoon per dag in 2001, 2004, 2007, 2010 en 2013:[9]

 20012004200720102013
Bad3,7 liter2,8 liter2,5 liter2,8 liter1,8 liter
Douche42,0 liter43,7 liter49,8 liter48,6 liter51,4 liter
Wastafel5,2 liter5,1 liter5,3 liter5,0 liter5,2 liter
Toiletspoeling39,3 liter35,8 liter37,1 liter33,7 liter33,8 liter
Kleding wassen22,8 liter18,0 liter15,5 liter14, 3 liter14,3 liter
Vaatwasser2,4 liter3,0 liter3,0 liter3,0 liter2,0 liter
Voedselbereiding1,6 liter1,8 liter1,7 liter1,4 liter1,0 liter
Koffie, thee, water drinken1,5 liter1,6 liter1,8 liter1,8 liter1,0 liter
Overig6,7 liter6,4 liter5,3 liter5,3 liter3,4 liter
Totaal131 liter124 liter128 liter120 liter119 liter

In België was in 2006 de distributie van drinkbaar water 711 miljard liter.[10] Dit is het totale verbruik van huishoudens, industrie, landbouw, enz. Ook in België daalt het verbruik langzaam, in 2001 was de totale distributie nog 728 miljard liter. In België bedraagt het gemiddelde huishoudelijke leidingwaterverbruik 106 liter per persoon per dag, hetgeen het laagste is van heel Europa.[11] In het weekend wordt tot 30% meer leidingwater verbruikt dan op weekdagen. Het waterverbruik is van 1998 tot 2008 met ongeveer 12% gedaald, onder meer door waterrecyclage door bedrijven en gebruik van regenwater en stabiliseert zich.

Kosten

Duizend liter water (een kubieke meter of 'kuub') kost (2010) in Nederland 1,21 tot 2,10 euro.[12] Met andere woorden: voor water uit de kraan betaalt men 0,00121 - 0,00210 euro per liter (€/dm3 of €/l) (dus tussen de één- en twee tiende eurocent: 0,12 - 0,21 eurocent per liter).

Leidingwater is dus honderden keren voordeliger dan mineraalwater in flessen, terwijl het kwalitatief minstens even goed is. De waterprijs per regio kan sterk verschillen, doordat waterleidingbedrijven te maken hebben met onder meer verschillen in grondstof (oppervlaktewater of grondwater) en distributienet (landelijk of stedelijk). De aandeelhouders van de waterleidingbedrijven bepalen de prijs van water. Aandeelhouders zijn doorgaans gemeenten en provincies.

In de prijs van drinkwater zitten ook overheidsheffingen zoals precariobelasting voor ondergrondse waterleidingen, provinciale grondwaterheffing,[13] belasting op leidingwater[15] en 6% omzetbelasting tot 2019, 9% sinds 1 januari 2019.[16] Belastingen vormen gemiddeld 17% van de kraanwaterprijs.[17]

Milieu

De productie van schoon drinkwater vormt een zekere belasting voor het milieu. Oppervlaktewater bijvoorbeeld is vaak verontreinigd als gevolg van lozingen van chemisch afval en het gebruik van mest en bestrijdingsmiddelen in de landbouw. Om dit water schoon te krijgen zijn chemicaliën nodig. Een afvalproduct dat bij dit reinigingsproces ontstaat, is vervuild slib. Dit slib moet worden verwerkt of opgeslagen. De winning van grondwater kan ook bijdragen aan de daling van de grondwaterspiegel en daardoor aan verdroging van bijvoorbeeld natuurgebieden. Om al die redenen is het belangrijk om zuinig met water om te gaan.

De Nederlandse overheid probeert dan ook het gebruik van water terug te dringen door middel van voorlichting, via heffingen en in de vorm van subsidies voor waterbesparende maatregelen. Voorbeelden: een korte douche nemen i.p.v. een bad, gebruik van een waterbesparende douchekop, een waterzuinige wasmachine, gebruik van regenwater voor het toilet. Voor zover het gaat om warm water, is de bespaarde energie in bovenstaande gevallen haast nog belangrijker dan het bespaarde water: het opwarmen van water kost veel energie.

Experimenten met grootschalige levering van huishoudwater zijn in Nederland beëindigd omdat het risico van kruisverbindingen tussen het drinkwaterleidingnet en het huishoudwaterleidingnet te groot bleken.

Voor de brandbestrijding maakt de brandweer gebruik van het waterleidingnet. Hiervoor zijn de leidingen soms extra groot uitgevoerd en zijn overal en in iedere straat, meestal ondergrondse, brandkranen aangebracht. De vaste kosten die hiermee samenhangen (extra afschrijvingen, rentekosten en reinigingswerkzaamheden) bedragen ca. € 1,6 miljoen per jaar. Deze kosten werden voorheen gedekt door het watertarief per m³. Omdat de kosten vast zijn (onafhankelijk van watergebruik), worden ze nu als vaste bijdrage in rekening gebracht. Het watertarief per m³ is evenredig verlaagd zodat een gemiddeld huishouden niet duurder uit is.

Millenniumdoelen

In Nederland en andere ontwikkelde landen hebben de meeste mensen toegang tot veilig drinkwater en adequaat sanitair. In andere landen is dit echter niet altijd het geval. Daarom hebben de Verenigde Naties in het jaar 2000 de Millenniumdoelstellingen ondertekend. Onder doelstelling 7 staat dat in 2015 het aantal mensen zonder duurzame toegang tot schoon drinkwater en sanitatie gehalveerd moet zijn. Koning Willem Alexander zette zich als voorzitter van de Adviesgroep Water en Sanitaire Voorzieningen sterk in voor deze doelstelling betreffende water, sanitatie en hygiëne (WaSH). Ook leveren de Nederlandse drinkwaterbedrijven een bijdrage aan deze doelstelling middels het leveren van kennis en expertise.

Zie ook

  • Kraanwater.nu – Informatie over kraanwater door de Nederlandse drinkwaterbedrijven
  • ejustice.just.fgov.be (13 december 2002) – Besluit van de Vlaamse regering houdende reglementering inzake de kwaliteit en levering van water, bestemd voor menselijke consumptie
  • Drinkwater standaard – links naar Europese drinkwaterstandaard en WHO-standaard.
Zie de categorie Drinking water van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.