zwageres
Nederlands
Woordafbreking
- zwa·ge·res
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zwageres | zwageressen |
verkleinwoord | zwageresje | zwageresjes |
Zelfstandig naamwoord
zwageres v
- (familie) de echtgenote van iemands broer of zus, of de zus van iemands echtgenoot of echtgenote
Opmerkingen
- Dit woord is typisch Surinaams; in het Europese Nederlands komt zij niet voor.
Synoniemen
- (Surinaams-Nederlands) zwagerin
- (Europees-Nederlands) schoonzus, schoonzuster
Vertalingen
1. de echtgenote van iemands broer of zus, of de zus van iemands echtgenoot of echtgenote.
Gangbaarheid
- Het woord zwageres staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zwageres' herkend door:
11 % | van de Nederlanders; |
28 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.