zwager

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwa·ger
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘schoonbroer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1220 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord zwager zwagers
verkleinwoord zwagertje zwagertjes

Zelfstandig naamwoord

zwager m

  1. (familie) de echtgenoot van een broer of zus of de broer van een echtgenote
Synoniemen
Hyponiemen
  • kutzwager
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord zwager staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.