woning

woning

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  woning    (hulp, bestand)
  • IPA: /wonɪŋ/
Woordafbreking
  • wo·ning
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van wonen met het achtervoegsel -ing
enkelvoud meervoud
naamwoord woning woningen
verkleinwoord woninkje woninkjes

Zelfstandig naamwoord

woning v

  1. een doorgaans afgesloten constructie waarin men kan leven
    • In het flatgebouw waren 20 woningen gereed voor bewoning. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • de woning binnenstappen
in de woning gaan
  • de woning uit moeten
uit de woning gezet worden
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord woning staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.